Abraham is met zijn vader Terach weg getrokken uit Ur der
Chaldeeën op weg naar het land Kanaän.
Verder dan Haran zijn
zij niet gekomen…. Haran is geen Kanaän, maar ook geen Ur
der Chaldeeën.
Wat lijkt dat toch veel op ons leven.
De roepstem van God horen en op weg gaan en dan toch
halverwege blijven hangen.
God vraagt van ons 100%. God wil heel ons hart. Waarom ? Om
ons eeuwig te zegenen.
De vraag is echter : " Willen we dat geloven ? Kunnen wij
uit en van Gods Woord leven ? "
En dan niet een beetje of half geloven,
maar volledig op God vertrouwend en biddend je levensweg
gaan.
Zoals de dichter van psalm 31 zegt : Mijn tijden zijn in uw
Hand ( vers 16)
Zoals de jonge Samuël zegt : " Spreek Heere, Uw dienstknecht
hoort. "
Zoals de Heere Jezus bidt: " Niet mijn wil, maar Uw wil
geschiede. "
Kunnen en willen wij in vol vertrouwen ons leven in de
handen van de Heere leggen ?
Mee biddend met de Heere Jezus en ook weer de dichter van
psalm 31 :
" In Uw hand beveel ik mijn geest."
(vers 6)
Abraham doet dat .....Niet vanzelfsprekend of op goed geluk.
Nee, stapje voor stapje met vallen en opstaan
en zich vastklampend aan de opdracht en tegelijkertijd de
belofte van God.
Haran is nog geen Kanaän.
Naar de kerk gaan is nog geen Hemels koninkrijk.
Je doop of belijdenis is nog niet Hemels Kanaän.
Als het goed is zijn we net zoals Abraham op weg daar naar
toe.
En dat valt niet mee… voor Abraham niet en ook voor ons
niet.
Op weg gaan betekent deze wereld beetje voor beetje
loslaten.
Kijk maar naar Abraham !
De zekerheden van zijn bestaan worden in de handen van God
gelegd.
Kanaän is voor Abraham een vreemd land.
Even teruggaan is er niet bij en vooruit kijken is niet
verder dan de dag van vandaag.
Het is niet zoals bij ons vandaag: informatie opzoeken, je
tomtom inschakelen
en via telefoon of webcam contact houden met je
achtergebleven familie.
Abraham gaat met zijn vrouw en zijn neef Lot op weg naar het
onbekende land.
Een stap die zijn leven totaal verandert…..
Geen zekerheden meer in land, familie en macht (politiek).
Alleen Gods beloften blijven over.
En wat zijn Gods beloften dan ?
Een beloofd land en beloofd volk.
Het begin van de nieuwe aarde en het begin van een nieuwe
mensheid.
Voor Abraham, maar ook voor ons die leven op de grens van
2007 en 2008.
Laten wij eens goed kijken naar de opdracht(gebod) en
beloften die God geeft aan Abraham.
Die moeten we niet los gaan maken van elkaar, want al Gods
geboden gaan samen met beloften.
Als Hij
zich aan ons bekend maakt als een gebieder,
dan maakt Hij zich ook bekend als een beloner,
als wij het gebod gehoorzamen zal God niet nalaten de
belofte te vervullen.
Maar het gaat nog verder en dieper:
" we mogen pleiten op die beloften,
we mogen met gevouwen handen God aan Zijn beloften
herinneren. "
God zegt tegen Abraham :
" Trek weg uit je land, verlaat je
familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het
land dat Ik je zal wijzen."
En wat zijn dan de beloften van God. Dat zijn er zes !!!!
Ik zal u tot een groot volk maken.
Toen
God hem deed weggaan van zijn eigen volk,
beloofde Hij hem tot het hoofd te maken van een ander volk.
En dat is wel een belangrijke belofte,
want Abraham en Sara hadden geen kind(eren) en waren toch al
behoorlijk oud.
Ik zal u zegenen.
Zoals
ook Adam en Noach gezegend waren,
werd ook Abraham gezegend.
De zegen van de Schepper van hemel en aarde
is dé zegen van genade en de eeuwige nabijheid van de
Almachtige.
Ik zal uw naam groot maken,
Abraham heeft door zijn land te verlaten zijn naam verloren.
Wie is hij nu nog ?
Onbekend, geen nageslacht…, maar bij God wel bekend en
gezegend.
Gij zult een zegen zijn.
Mensen die hun leven op God en Zijn beloften bouwen zijn een
zegen voor hun omgeving en land.
In de Bijbel vinden we daar zoveel voorbeelden van:
" Jakob, Jozef, Mozes, koning David, de apostelen en ook
Abraham zelf."
Daarom is het een voorrecht om elke zondag aan het einde van
de kerkdienst Gods zegen te ontvangen. Voor onszelf, maar
ook voor de mensen die bij ons horen.
Dat is thuis, op ons werk en in onze vrije tijd.
Ik zal zegenen die u zegenen, en vloeken die u vloekt.
Op Gods wegen wandelend, mogen we weten dat God naast ons
loopt.
Dat we in Zijn schaduw ook Zijn bescherming mogen verwachten
Romeinen 8 vers 28 en 29 zegt ons :
Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons
is, wie zal tegen ons zijn?
Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem
voor ons allen overgegeven,
hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?
en vers 37 t/m 39 :
Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem,
Die ons liefgehad heeft.
Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch
engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige,
noch toekomende dingen, Noch hoogte, noch diepte, noch enig
ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods,
welke is in Christus Jezus, onzen Heere.
In u zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden.
Deze
belofte was de kroon van al de overige, want zij wijst op
den Messias,
in wie alle beloften ja en amen zijn. Jezus Christus is de
grote zegen der wereld,
de grootste zegen, waarmee deze wereld ooit gezegend is
geworden;
Met deze beloften luistert Abraham op 75-jarige leeftijd
naar Gods roepstem (gebod).
Hij vertrekt uit Haran en gaat op weg naar Kanaän.
Aangekomen bij Sichem ziet Abraham dat het land werd bewoond
door de Kanaänieten.
Hoezo eigen land voor Abraham ?
Hoezo weer een eigen bestaan met zekerheden opbouwen ?
Abraham is een vreemdeling met beloften van de Heere,
maar van die beloften ziet hij (nog) niet veel.
Een teken… een grote gebeurtenis zou je toch wel verwachten
na zo'n bijzondere roeping.
Gelukkig spreekt de Heere tot Abraham : " Ik zal dit land
aan jouw nakomelingen geven."
Dat moet toch wel een tegenvaller zijn voor Abraham.
Niet abraham zelf, maar zijn (klein) kinderen krijgen dit
land.
En hij heeft niet eens kinderen !! Hoe zal Abraham reageren
?
Hoe zouden wij reageren ?
We willen God best volgen, we willen best wel naar God
luisteren,
maar dan moeten we het ook wel merken dat God ons zegent.
Het voor wat, hoort wat-geloof zit in ons bloed…anders hoeft
het voor ons niet (meer).
Dan blijven we liever in Ur der Chaldeeën of blijven we
hangen in Haran. Maar is dat geloven ?
In Hebreeën 11 vers 1 t/m 3 staat :
Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen,
het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien.
Om hun geloof werden de mensen uit vroeger tijden geprezen.
Door geloof komen we tot het inzicht dat de wereld door het
woord van God geordend is,
dat dus het zichtbare is ontstaan uit het niet-zichtbare.
Zichtbaar en niet-zichtbaar.
Abraham zag het land Kanaän wat niet van hem is
en Abraham zag met de ogen van het geloof het hemels Kanaän.
Hij zag de beloften van God…..
Daarom bouwt hij een altaar voor de Heere. Dat is het
antwoord van Abraham.
De
gewoonte van aanbidding in het gezin is een goede en oude
gewoonte van alle gelovigen.
Waar we ook gaan, laten we nooit deze gewoonte vergeten.
Wat is ons antwoord op Gods roepstem om op weg te gaan naar
het hemels Kanaän ?
Helemaal niet luisteren en in Ur der Chaldeeën blijven…..
Wel Gods stem horen, maar in Haran blijven hangen ( tussen
Ur en Kanaän in ) ….
Gods stem horen en op Zijn beloften ' stapje voor stapje "
naar het hemels Kanaän gaan ….
Gelukkig wie bij U hun toevlucht zoeken,
met in hun hart de wegen naar U.
Trekken zij door een dal van dorheid,
het verandert voor hen in een oase;
rijke zegen daalt als regen neer.
Steeds krachtiger gaan zij voort
om in Sion voor God te verschijnen.
Psalm 84 vers 6,7 en 8
BoBru 31122007
voor reacties:
|